‘Sarah (51) hoorde op haar veertigste dat ze niet door haar biologische vader was verwekt.’
Taalblunders als deze, verzameld op de achterpagina in de rubriek Ruggespraak, lezen veel mensen nog voor ze het maandblad Onze Taal uit het plastic halen. Het tijdschrift is al 81 jaar populair onder taalliefhebbers.
Alle aspecten van taal komen aan bod: van verengelsing tot de terugkeer van de indirecte vorm, van Vondel voor beginners tot vernieuwingen in het taalonderwijs. Het maandblad is van oudsher kernactiviteit van het Genootschap Onze Taal. Daarnaast heeft Onze Taal een Taaladviesdienst en geeft de vereniging door middel van congressen, elektronische nieuwsbrieven, boeken en een website voorlichting over het Nederlands.
Taalvragen sparen
Peter Smulders, directeur van Genootschap Onze Taal, kwam in 1983 in dienst als student-assistent. Hij werd de eerste adviseur van de Taaladviesdienst. Nu werken er zes adviseurs. Smulders: ‘Eens belde minister Plasterk vanuit de ministerraad. Er was een discussie over de betekenis van een bepaald woord. Hij heeft toen de telefoon gepakt en ons ingeschakeld.’
Ook zzp’ers kennen de weg naar de Taaladviesdienst. Tegen alle trends in stellen mensen hun vraag vaak liever telefonisch dan via e-mail. Smulders: ‘Per e-mail komen er zo’n vierduizend vragen binnen per jaar, maar per telefoon zijn dat er twaalfduizend. Mensen willen mensen spreken. We zien dat zzp’ers vaak al hun taalvragen opsparen en dan eens per week een half uurtje bellen voor advies. Dat kost ze een paar euro.’ Voor advocaten en juristen is een advies van de Taaladviesdienst soms goed voor miljoenen. ‘In een subsidieaanvraag bijvoorbeeld kan een komma op de verkeerde plek miljoenen kosten.’
Speciale projecten
Het Genootschap wordt niet gesubsidieerd. Contributies vormen 90 procent van de inkomsten; daarnaast verdient Onze Taal aan tekstredactie, boekverkoop en adviezen. In 2009 heeft de vereniging de Stichting Vrienden van Onze Taal opgericht. Sinds eind 2011 werven ze actief donateurs. Duizend vrienden hebben ze nu, meer dan gedacht. Smulders: ‘Het is het Greenpeace-model. Mensen doneren bijvoorbeeld vijf euro per maand. Met deze opbrengsten financieren we speciale, afgebakende projecten.’ Zo’n project is TLPST, een gratis digitale taalnieuwsbrief voor scholieren en leerkrachten. Het is de variant op Taalpost, de gratis digitale nieuwsbrief. Daarnaast verstuurt Onze Taal twee keer per week de digitale uitgave Woordpost, waarin een moeilijk woord in een actuele context wordt verklaard. ‘Panache’ bijvoorbeeld, dat ‘zwier of bravoure’ betekent. Zonder Woordpost hadden we het niet geweten.
Eindscriptie in het Engels
Onlangs gaf Onze Taal workshops taalbeheersing aan de redactie van de Volkskrant. Smulders: ‘Vroeger waren er correctieafdelingen. Was je corrector, dan had je een gerenommeerde functie. Nu is de journalist zijn eigen corrector. De eindredactie concentreert zich vooral op de inhoud, de indeling en de controle van de feiten.’ Ook redacteuren moeten bijgeschoold worden, ziet Smulders. ‘Soms tast een taalfout ook de inhoud aan.’
Voor verengelsing binnen de Nederlandse media is Smulders niet bang. ‘Kranten en bladen worden geschreven voor een Nederlands publiek. Daarin zal verengelsing nooit doorslaan.’ Wel maakt hij zich zorgen over verengelsing binnen het onderwijs. ‘Studenten Nederlandse taal- en letterkunde moeten hun eindscriptie op sommige universiteiten in het Engels schrijven. Dat gaat ten koste van het wetenschappelijk gebied. Een mens denkt in zijn moedertaal. Als je die gedachten omzet in het Engels, haal je de finesses uit de tekst. De overheid ziet verengelsing in het onderwijs als een vooruitgang. Ik denk juist dat het onderwijs, net als het bedrijfsleven, erin doorslaat.’
Geen glossy
Lezers van maandblad Onze Taal zijn zowel tuinmannen als professoren, zegt Smulders. ‘Taal is heel breed en tegelijkertijd heel specifiek. Elk mens is taalgebruiker. Daarom is onze doelgroep ook zo a-specifiek.’ Dit maakt het bijna niet haalbaar om adverteerders te werven voor het maandblad. ‘Adverteerders willen weten wie de ijkpersoon is. Die hebben wij niet, behalve dat de meeste lezers hoogopgeleid en cultureel belangstellend zijn.’
In 1931 werd de vereniging opgericht door een verffabrikant en een redacteur. ‘Leken-liefhebbers’, zegt Smulders. Dit lekenkarakter is altijd uitgangspunt gebleven. ‘Van de elf bestuursleden is er één taalkundige. De rest staat wel vaak in de taalpraktijk, bijvoorbeeld in de journalistiek.’
Het eerste nummer van Onze Taal stond in het teken van de strijd tegen germanismen, en dat zou tot de oorlog duren. ‘Die koers werd gekozen vanuit een onderbuikgevoel. Pas in de jaren vijftig werd het blad meer wetenschappelijk verantwoord.’
Nu zitten er alleen taalkundigen in de redactie van Onze Taal. De oplage is 32.000. Smulders: ‘Maar we staan wel in de praktijk. Onze Taal is een populairwetenschappelijk blad.’ Wel is er duidelijk verschil met andere populairwetenschappelijke bladen als Psychologie of Filosofie magazine. ‘Die bladen gaan veel over de mens, en weinig over de wetenschap. Onze Taal ligt dan ook niet in kiosken, maar wel in goede boekhandels. Het is geen glossy.’