Miriam van Ommeren

Leestijd: 6 minuten
Miriam van Ommeren

Miriam van Ommeren is hoofdredacteur van digitaal cultureel magazine De Optimist. Zij beantwoordt deze keer de vragen in onze estafetterubriek de Ganzenveer, waarin we mensen uit het vak vragen naar hun werk, hun merk en hun drijfveren.

Wat was jouw eerste baan in de journalistiek?

‘Tijdens mijn studie aan de VU was ik beeldredacteur voor het Faculteitsblad der Letteren getiteld [sic!]. Na een jaar werd ik gevraagd of ik de vertrekkende hoofdredacteur wilde vervangen, maar rond diezelfde tijd werd onze subsidie door het faculteitsbestuur ingetrokken wegens een ‘te experimentele koers’. Ik kreeg de kans om één nummer te maken, op voorwaarde dat alles anders zou gaan. Zonder enige voorkennis schreef ik een bladformule, stelde ik een geheel nieuwe redactie samen en trok ik nieuwe vormgevers aan. Ik overleefde de vuurdoop, [sic!] mocht blijven en ik heb gedurende drie jaar nog twaalf mooie nummers gemaakt. Het was de mooiste periode in m’n studie en absoluut een ‘aha’ moment voor mij. Opeens wist ik: dít is wat ik wil doen.’

Drie jaar later heb ik De Optimist opgezet, destijds samen met schrijver Henk van Straten. We wilden een breed georiënteerd cultureel tijdschrift creëren voor jong talent: nieuwsgierig, positief, niet elitair of navelstaarderig en zoveel mogelijk buiten de platgetreden paden tredend. We gingen online, omdat we geen geld hadden voor papier. En dat hebben we nog steeds niet, haha.

Waarom heb jij destijds voor de journalistiek gekozen?

‘Wat toen gold geldt nu nog steeds: ik hou ervan een mooi verhaal te vertellen; een goed verhaal dat mensen prikkelt, iets bijbrengt en soms ook nog amuseert. Dat ‘verhaal’ kan overal over gaan: kunst, muziek, politiek, eten, liefde en dood. Dat verhaal kan ook een heel tijdschrift zijn. Mijn voorkeur gaat uit naar tijdschriftjournalistiek omdat je verhaal dan wat langer kan zijn, en je niet altijd zo gebonden bent aan de actualiteit. Daarnaast houd ik ontzettend veel van taal; lezen, spreken, schrijven en bewerken.’

Hoe zou je jouw stijl als hoofdredacteur beschrijven?

‘Open minded, creatief, collaboratief en een beetje streng.’

Wat is jouw grondregel, jouw onwankelbaar principe?

‘Bij De Optimist is de belangrijkste grondregel: iedereen krijgt feedback. Iedereen, ook mensen wiens stukken we niet plaatsen. Als iemand de moeite neemt ons een kort verhaal, artikel, fotoreeks of serie gedichten te sturen is het minste wat je kan doen goede, constructieve feedback geven. Dat is erg tijdrovend en soms duurt het helaas (te) lang voordat iemand antwoord krijgt, maar uiteindelijk zijn mensen er vaak ontzettend blij mee. Ook als je stukken afwijst en goed uitlegt wat daar de reden voor is zijn mensen je doorgaans erg dankbaar, en bij De Optimist komen ze vaak na een tijdje weer terug met iets nieuws. Eén dichter zei ooit: deze feedback is belangrijker voor me dan een plaatsing, hier kan ik écht iets mee. Daar word ik gelukkig van.’

Wat is/was jouw mooiste hoofdredacteur-moment?

‘Bij [sic!] was dat het moment dat ik mijn laatste nummer onder ogen kreeg. Achter mijn rug om hadden mijn redacteuren één hele pagina gereserveerd voor een dankwoord waarin ze schreven wat voor geweldige hoofdredacteur (hun woorden) ik was geweest. Hoe ze het voor elkaar hebben gekregen dit stiekem te doen is mij nog steeds een raadsel, want ik zit altijd overal bovenop. Ik was diep ontroerd.
Bij De Optimist zijn er tot nu toe al veel mooie momenten geweest, maar bovenaan staat nu het verschijnen van onze gastbijlage in muziektijdschrift Gonzo (circus) afgelopen maart. Eindelijk een papieren Optimist, met als thema ‘utopieën’. Het smaakt absoluut naar meer.’

Welke kant van het hoofdredacteurschap vind je de aardigste?

‘De samenwerking met anderen, en het daaraan gekoppelde besef dat er mensen zijn die iets wat jij bedacht hebt zó leuk vinden dat ze er deel van uit willen maken; redacteuren, schrijvers, dichters, fotografen, illustratoren. Dat is het mooiste wat er is.’

Wie is in jouw vak de beste?

‘Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat De Optimist in het begin schaamteloos gemodelleerd was naar het Amerikaanse The Believer (dat als werktitel The Optimist had, jaja). Dat weten ze bij McSweeney’s, de uitgever, trouwens, en ze noemen ons ‘our little brother’. Ik vind de eclectische aanpak, de aandacht voor het kleine verhaal en de ‘we doen dit omdat we het leuk vinden’-sfeer die dat blad uitademt fantastisch.
Een paar andere papieren favorieten zijn The Economist (hele goede stijl), The New Yorker, Vanity Fair en Frieze.
Wat online magazines betreft ben ik momenteel groot fan van This Recording (https://thisrecording.com/), dat inhoudelijk een interessante mix van onderwerpen biedt, verpakt in goed geschreven artikelen met soms verrassende invalshoeken.’

Op welke prestatie ben je trots?

‘Ik ben trots op alles wat ik met en namens De Optimist bereikt heb. Naast interne prestaties als de uitbreiding van de redactie en het feit dat ik 5 maanden een geweldige stagiaire heb gehad, ben ik vooral trots dat ik iets heb opgezet waar een groeiende groep mensen blij van worden: lezers, bijdragers en redacteuren. Dat is al een behoorlijke prestatie, en ik sta daar te weinig bij stil.

Ook ben ik erg trots op het succes van Kamermans Kermis, het multidisciplinaire culturele programma dat ik met Saar Francken (vriendin en redactionele rechterhand) heb opgezet in samenwerking met De Balie en het Amerikaanse DVD-magazine Wholphin. Na zes zeer succesvolle avonden in de Balie voeren we het nu hier en daar op in de rest van het land. Het programma is een goed offline verlengstuk van De Optimist. (www.kamermanskermis.nl)’

Aan welke onderdelen van het hoofdredacteurschap heb je echt een hekel?

‘De kleuterjuf zijn, zoals ik het noem, oftewel mensen achter de broek aan zitten. Dat is altijd weer vervelend, zowel voor mij als voor diegene die ik achter de broek aan zit. Notuleren vind ik ook verschrikkelijk.’

Wat is jouw grootste blunder geweest?

‘Ik denk dat mijn grootste blunder nog moet komen, want er schiet me niets te binnen. Maar er gaat natuurlijk wel eens wat mis. Ik ben behoorlijk ongeduldig en heb een kort lontje, dus soms knapt er iets en dan reageer ik dat af op mijn redacteuren. Dat is niet goed.’

Wat wil je absoluut nog bereiken/realiseren?

‘Ik zou graag zien dat De Optimist online èn offline groeit, tot een breed cultureel platform met meerdere takken. Natuurlijk wil ik nog meer lezers en bijdragers voor de site, die wat mij betreft ook nog lang niet volgroeid is qua uiterlijk en functionaliteit. Daarnaast wil ik meer culturele programma’s à la Kamermans Kermis ontwikkelen, vaker samenwerken met andere partijen en eenmaal per jaar een papieren versie maken. Een eigen uitgeverij zou ook fantastisch zijn; er debuteren regelmatig jonge schrijvers en dichters op De Optimist en van sommigen zou ik graag iets uitbrengen. En dan open ik ook gelijk maar een galerie, als we toch bezig zijn.
Verder zou het fijn zijn als er op een zeker moment wat geld binnen komt, zodat ik mijn redacteuren, vormgevers en externe bijdragers (en mijzelf) in ieder geval een onkostenvergoeding kan geven. Maar vooralsnog gaat het prima zo. Dit is echt vrijwilligerswerk. Daar ben ik altijd heel duidelijk in en in de afgelopen 2,5 jaar heeft dat slechts twee mensen ervan weerhouden iets voor ons te doen.’

Wie zou je graag nog eens interviewen?

‘De meeste namen die bij deze vraag naar boven komen zijn van mensen die helaas al overleden zijn. Wat de levenden betreft zou ik graag eens willen praten met kunstenaar Matthew Barney, schrijver Theodore Dalrymple (pseudoniem van Anthony Daniels), en regisseur David Lynch. En Charles Manson; ik ben benieuwd wat er tegenwoordig in zijn hoofd omgaat.’

Wat raad je jonge redacteuren aan die aan het begin van hun carrière staan?

‘Werk hard en geef niet op. Durf, treed buiten de gebaande paden en laat je niet weerhouden door een gebrek aan middelen: met creativiteit bereik je vaak meer dan met een zak geld. Lees veel en schrijf veel; schrijf altijd, ook in je hoofd.’

Als je geen hoofdredacteur was, wat zou je dan willen zijn?

‘Ik ben gelukkig meer dan alleen hoofdredacteur, maar als ik een heel andere carrière zou moeten kiezen dan zou ik absoluut architect en stedenbouwkundige willen zijn. Die twee gebieden fascineren me enorm. En als dat te hoog gegrepen is automonteur of elektricien of iets in die richting. Weg uit dat hoofd en met m’n handen werken, dat mis ik wel.’

Wie is jouw favoriete schrijver/journalist?

‘Ik houd vooral van mensen die de grenzen tussen journalistiek, literatuur en poëzie opzoeken en overschrijden: David Halberstam, Susan Sontag, Martin van Amerongen, Arnon Grunberg, Charles Baudelaire, Saul Bellow, Martha Gellhorn, Michel Houellebecq, Joan Didion, Hunter S. Thompson, Ernest Hemingway, David Foster Wallace…en ik vergeet er ongetwijfeld nog een paar.’

Aan welke collega-hoofdredacteur wil je de Ganzenveer doorgeven?

‘Aan Bastiaan Bommeljé, hoofdredacteur van Hollands Maandblad. Ik ken hem niet persoonlijk maar ben benieuwd naar zijn antwoorden op deze vragen. Ik hou van Hollands Maandblad en heb sympathie voor hoe hij, zeker ‘in deze tijd’, het blad runt.’

×
  • Babbage Company
  • Van Heenvlietlaan 200A
  • 1083 CM Amsterdam

  • info@babbage.nl
  • 020-4414707
  • Btw: NL8077.07.788.B01
  • IBAN: NL97RABO 0111 5338 56
  • KVK: 30154318
×